Het woonhuis van Pieter De Bruyne. Publicatie naar aanleiding van de tentoonstelling in het Design museum Gent.
(Tekst Hilde Bouchez - Foto's Vercruysse & Dujardin - tijdschrift wonen anno 2012) |
De Blauwe kamer verzameling door pasco gifts klik hier
Woning Pieter De Bruyne, Stationsstraat, Aalst, 1972 (A)
"De binnenruimte verkrijgt eerst haar ware vorm wanneer ze de ziel verraadt van haar bewoner." (1)
De filosofie, dat 'de woonwijze de woonvorm dicteert' - en niet omgekeerd - wordt in De Bruynes eigen woning voor het eerst vertaald van idee naar verwezenlijking. Het ontwerp is een bezinning hoe men dient te wonen en is het resultaat van het zoeken naar de essentiële betekenis van het wonen: 'het situeren in eigen rol en tijd.' (2)
Het bestaande gebouw, een rijwoning in de Stationsstraat 16 te Aalst, een doorsnee burgerwoning daterend van de vorige eeuwisseling, wordt aan een nieuwbouwgedeelte gekoppeld. Het nieuwe gedeelte wordt er als als een zelfstandige entiteit opgetrokken, achter het bestaande gebouw. Hier worden de woonfuncties voorzien, terwijl in het oude huis voornamelijk de werkfuncties worden geplaatst. De Bruyne scheidt werken en wonen op die wijze horizontaal, maar creëert tegelijk ook bepaalde verbindingspunten of overgangen. Bestaand en nieuw zijn opgevat als twee autonome entiteiten, met elk een trappenhal en een andere vloerverdeling. Het zelfstandige karakter van de twee huizen komt niet alleen tot uitdrukking in de gescheiden functies, maar ook in de interieurafwerking. Het huis combineert een traditionele planindeling met gesloten kamers in het oude gedeelte en een betonstructuur met een open plan in het nieuwe gedeelte. Waar de interieurs in het oude gedeelte van het huis uitbundig zijn bewerkt en gemodelleerd, is het interieur in het nieuwe gedeelte voornamelijk functioneel en sober.
(A) De woning werd in 2008 als monument beschermd.
Bron: het boek Pieter De Bruyne 1931-1987 pionier van het postmodernisme.
Pagina 138 : Woning Pieter De Bruyne, Stationsstraat, Aalst, 1972. (1) en (2) Pieter De Bruyne, 'Perpectieven voor het interieur anno 2084', In: 9de biënale interieur 84, 20-28 oktober 1984.
Het bestaande gebouw, een rijwoning in de Stationsstraat 16 te Aalst, een doorsnee burgerwoning daterend van de vorige eeuwisseling, wordt aan een nieuwbouwgedeelte gekoppeld. Het nieuwe gedeelte wordt er als als een zelfstandige entiteit opgetrokken, achter het bestaande gebouw. Hier worden de woonfuncties voorzien, terwijl in het oude huis voornamelijk de werkfuncties worden geplaatst. De Bruyne scheidt werken en wonen op die wijze horizontaal, maar creëert tegelijk ook bepaalde verbindingspunten of overgangen. Bestaand en nieuw zijn opgevat als twee autonome entiteiten, met elk een trappenhal en een andere vloerverdeling. Het zelfstandige karakter van de twee huizen komt niet alleen tot uitdrukking in de gescheiden functies, maar ook in de interieurafwerking. Het huis combineert een traditionele planindeling met gesloten kamers in het oude gedeelte en een betonstructuur met een open plan in het nieuwe gedeelte. Waar de interieurs in het oude gedeelte van het huis uitbundig zijn bewerkt en gemodelleerd, is het interieur in het nieuwe gedeelte voornamelijk functioneel en sober.
(A) De woning werd in 2008 als monument beschermd.
Bron: het boek Pieter De Bruyne 1931-1987 pionier van het postmodernisme.
Pagina 138 : Woning Pieter De Bruyne, Stationsstraat, Aalst, 1972. (1) en (2) Pieter De Bruyne, 'Perpectieven voor het interieur anno 2084', In: 9de biënale interieur 84, 20-28 oktober 1984.